Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Jod.] [62]De tegenpartijder heeft zijn hand aan al [63]haar gewenste dingen uitgebreid; immers heeft [64]zij aangezien, dat [65]de heidenen [66]in haar heiligdom gingen, [67]waarvan Gij geboden hadt, [68]dat zij in Uw gemeente niet komen zouden. 62. Dit zijn wederom woorden van den profeet. 63. Hierdoor moet men inzonderheid verstaan het heilige gereedschap, of de kostelijke vaten van den tempel, welke de Chaldeen weggevoerd hebben; Jer.52:17,18. 64. Te weten de stad Jeruzalem, dat is, de burgers en inwoners van Jeruzalem. 65. De Chaldeen eigenlijk. 66. Versta hier door het heiligdom niet alleen het Joodse land, hetwelk een heiligdom genoemd wordt, Ex.15:17, maar ook den heiligen tempel, ja het heilige der heiligen, waar de heidenen ingebroken zijn. 67. Of, van welke Gij geboden hadt. 68. Dat is, dat zij onder uw volk niet zouden gerekend wordt; of dat zij geen ambt onder uw volk bedienen zouden. Zie de aantekening Deut.23:3, en vergelijk Hand.21:28.